Sjostakovitsj – Strijkkwartet No. 15 in es klein opus 144

Het ging niet goed met Sjostakovitsj in de laatste jaren van zijn leven. De politieke druk die het communistische regime op hem uitoefende ondermijnde zijn toch al zwakke gezondheid. Veel van de composities die hij tussen 1966 en 1975 voltooide, schreef Sjostakovitsj in het ziekenhuis. Desondanks bleef hij zeer productief als componist, hoewel zijn werken er niet vrolijker op werden.

In 1974 componeerde Sjostakovitsj tijdens een verblijf in het ziekenhuis te Moskou zijn vijftiende strijkkwartet. Zijn uiteindelijke doel was, een cyclus van vierentwintig strijkkwartetten te voltooien, één voor elke bestaande toonsoort. Sjostakovitsjs dood in 1975 stak hier echter een stokje voor. Hij zou nooit verder komen dan vijftien strijkkwartetten.

Over zijn Strijkkwartet no. 15 zei Sjostakovitsj: “Ik weet niet of het kwartet goed is, maar ik had plezier in het componeren ervan.” Dit plezier moet wel puur professioneel van aard zijn geweest, in de muziek is daar niets van terug te horen. Het strijkkwartet bestaat uit zes delen, elk met het bovenschrift Adagio. Hoewel niet alle delen even zwaarmoedig zijn, is overal een onderliggende dreiging te horen. Alsof Sjostakovitsj zijn eigen dood aan voelde komen.

Het eerste deel, Elegy, groeit vanuit een eenstemmige melodie uit tot een ingetogen vierstemmige rouw. De Serenade vormt daarmee een schril contrast. Als Sjostakovitsj nog enige vreugde voelt voor het aanbreken van de nieuwe dag, dan laat hij daar erg weinig van merken. De opening van de Serenade is fel, bijna een protest tegen de opkomende zon. Het vierde deel, Nocturne, is daarentegen een zangerige, liefdevolle ode aan de nacht. Nocturne is het enige deel van dit strijkkwartet waarin Sjostakovitsj een klein sprankje licht doorlaat. In de daaropvolgende Funeral March daalt de stemming echter weer tot het absolute nulpunt. Na de laatste opstandige maten eindigt het Epilogue met intieme, langzaam wegstervende rouwklanken: Requiem aeternam dona eïs.