Haydn – Strijkkwartet in A opus 20 No. 6
De ‘Zonnekwartetten’, zo worden de zes strijkkwartetten Opus 20 tegenwoordig genoemd. Niet dat de kwartetten iets met de zon te maken hebben, maar op titelpagina van de eerste Amsterdamse uitgave stond het embleem van een opgaande zon. Hoewel voorafgegaan door ruim twintig andere strijkkwartettenseries, worden de strijkkwartetten Opus 20 gezien als een mijlpaal in Haydns ontwikkeling. Na jaren van experimenteren had hij op veertigjarige leeftijd de technische perfectie bereikt die hij zijn latere strijkkwartetten vast zou houden.
De set Opus 20 is een zeer gevarieerde verzameling strijkkwartetten, allen afgesloten met een Latijns postscriptum waarin Haydn God eert en dankt voor hun voltooiing. Het zesde strijkkwartet is hiervan het minst bekend. Doordat het kwartet technisch vrij moeilijk is, wordt het niet vaak op het programma gezet.
Het zesde strijkkwartet begint met een speels Allegro in traditionele sonate-vorm. Twee luchtige thema’s wisselen elkaar in vlot tempo af. Het daaropvolgende Adagio heeft een heel ander karakter. Een constante, gelijkmatige begeleiding vormt het fundament voor de tedere vioolmelodie. De kalme, liefdevolle klanken vormen op hun beurt weer een scherp contrast met het dansachtige derde deel. Dit Menuet bestaat uit twee delen: een hoog kwartet en een laag trio, gespeeld op de bassnaren, waar de tweede viool zwijgt. Hierna wordt, zoals gebruikelijk, het eerste deel herhaald. Het strijkkwartet wordt afgesloten met een fuga, die bijna volmaakt aansluit op het Menuet. Deze bevat behalve een hoofdthema nog twee neventhema’s. De fuga sluit af met het hoofdthema, en het postscriptum ‘Laus Deo et Beatissimae Virgini Mariae’.